Herontdek Theo Bos. Een interview.

Theo Bos, fotograaf en kunstenaar

Theo Bos studeerde in 1987 af aan de Rietveld Academie in Amsterdam aan de afdeling fotografie.

In 1993 verhuisde hij naar Den Haag en werkte veel in opdracht van Gemeente Den Haag, VROM en andere ministeries. In deze periode maakte hij ook de series Tram 11 voor Dienst Stedelijke Ontwikkeling van Gemeente Den Haag en de autonome serie Stedelijke Groeistuipen. Uit die laatste serie maakt de foto Grote Marktstraat deel uit van de kunstcollectie. Hiernaast is de gehele serie te zien, gepubliceerd met toestemming van de kunstenaar.

Op 15 april 2021 spraken we met Theo Bos over zijn werk.

 

Johan Nieuwenhuize: Wanneer maakte je deze foto en deze serie?

Theo Bos: Ik ben er aan begonnen toen ik nog niet zo lang in Den Haag woonde.

Ik was vooral geïnteresseerd in die doorlopende stedelijke veranderingen in grote steden. Wat ik daar vooral fascinerend aan vond, was dat mensen hierdoor continue moesten uitwijken en dat gebeurde meestal eigenlijk heel gezagsgetrouw, over de gebaande paden.
Die ontregeling in het landschap en dat mensen zich als mieren blijven bewegen naar hun doel, daarvoor een beetje afwijken, of hetzelfde paadje gebruiken, ook al kan het eigenlijk niet.

JN: Wat vond je als fotograaf van de stad?

TB: Ik ben in ’93 in den haag komen wonen met twee jonge kinderen en ik begon net weer op stoom te komen. Ik ervoer een grote geremdheid in Den Haag. Mensen waren toen in Den Haag veel voorzichtiger dan in Amsterdam. Mensen waren gesloten, nuffig en afwachtend zou je kunnen zeggen. Ik had net 10 jaar in Amsterdam gewoond en daar was het wel wat ongeremder. In Den Haag was het allemaal veel tammer.

JN: Waar merkte je dat aan?

TB: Aan de ambtenaren, of aan het feit dat die alles altijd graag organiseren. Dat tekent wel het karakter van de stad, dat wilde ik in die foto’s ook meenemen.

JN: Hoe ging je te werk?

TB: Ik gebruikte een Linhof loopbodem, een grootformaat camera met 4×5” film.
Eerst moest ik mijn camera op het statief zetten en op een hoog standpunt, op een trap, gaan staan. Die camera was in verhouding tot andere technische cameras wat handzamer. Dan duurde het altijd even voor ik mijn kader had bepaald.
Daarna maakte ik me dan zo klein mogelijk om niet teveel op te vallen. En dan is het is vooral wachten tot dingen bij elkaar komen, dan moet het gaan gebeuren.

Ik wilde niet te veel schieten, de film was duur en de ontwikkeling en contactafdrukken kwamen er nog bij. Soms denk je dan ”Dit had ik moeten schieten” maar elke foto kostte toch een tientje.
Na elke foto moest je de cassette sluiten en een nieuwe film klaarzetten. En als je cassettes op waren moest je weer naar de donkere kamer om er nieuwe film in te doen.

JN: Waar lette je op bij die paar foto’s die je steeds maar kon maken?

TB: Ik wilde beelden maken zonder dat je aan mensen ziet dat ze in de gaten hebben dat ze gefotografeerd worden. Als mensen in de camera kijken is de magie van zo’n beeld toch een beetje weg.

JN: Welke andere projecten maakte je in die tijd?

TB: Voor de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van Gemeente Den Haag heb ik een tijd lang Lijn 11 (HTM tram lijn 11, red.) gefotografeerd, die reed door allerlei verschillende wijken in Den Haag. Dat deed ik eigenlijk met een zelfde soort aanpak.

JN: Met welke kunstenaars uit de collectie voel je je het meest verwant?

TB: Mijn werk uit die tijd is een beetje uit dezelfde school als die van Hans van der Meer en Hans Aarsman. Aarsman was gecommitteerde bij mijn examen aan de Rietveld aanwezig, hij vond mijn werk erg goed en zijn stem was echt doorslaggevend voor mijn slagen.
Ik heb hem na mijn studie ook nog een paar keer geassisteerd bij het fotograferen van een aantal Nederlandse landschappen, hoog vanuit een hoogwerker.

JN: Waar ben je nu mee bezig?

TB: Ik werk regelmatig in opdracht van een aantal klanten, maar voor het belangrijkste gedeelte richt ik me nu op landschapsfotografie en ik werk toe naar een galerie tentoonstelling die na de zomer plaats zal vinden.